De trein van Ommen naar Hamburg

Abel Sanders groeide op in Hamburg. In november 1918, toen de Grote Oorlog net beëindigd was, nam zijn tante hem als achtjarige vanuit Groningen mee op een treinreis, die hij angstig en in grote onzekerheid doorstond en die hem naar zijn nieuwe woonplaats voerde. Het was al donker toen ze aankwamen op het immense station van staal en glas, waar het zelfs op het avonduur krioelde van de mensen en waar het lawaai en de verlichting onder de enorme bogen van de overkapping zorgden voor een spookachtige sfeer.

Abel is de hoofdpersoon in mijn boek ‘Twee Kampen’. Tot zijn vroege volwassenheid woont hij in het door geweld en revoluties geteisterde Duitsland. Dan maakt hij zich los van de overheersing van zijn pleegouders en reist naar Ommen, waar hij de vermeende wereldleraar Jiddu Krishnamurti ontmoet.

Een paar weken geleden reisden wij via hetzelfde traject, maar in tegengestelde richting en met moderne treinen. Eindelijk was ik in de gelegenheid om de plekken te bekijken die ik in mijn verbeelding had gezien en in mijn boek heb geschetst, maar die ik niet had kunnen bezoeken. Ik begon immers met het project ‘Twee Kampen’ in het najaar van 2019 en het boek kwam uit in augustus 2021.

Ook wij waren onder de indruk van de aanblik van het Hauptbahnhof en meer nog van de grote aantallen zwervers in de omgeving daarvan. Zo zullen er na die verschrikkelijke oorlog ook veel mensen ontheemd zijn geweest.
We bekeken de flat waar Abel woonde, Mühlenkamp 20, nieuwbouw in die jaren en onderdeel van de snelle vooroorlogse expansie van de stad. Foto’s uit de Hamburger archieven van een eeuw geleden laten een rustige Allee zien: een trammetje, een paar wandelaars en jonge bomen. Nu rende ik als een jong veulen tussen het drukke verkeer naar de overkant om de portiek te fotograferen waar Abel woonde. Ik zag het voor me hoe hij de trappen afkwam en linksaf sloeg om naar die Schule te gaan.


We fietsten rond de Alstermeren die het hart van Hamburg vormen; oases van rust en schoonheid met aan de oevers de paviljoens, en luxe villa’s langs de boulevards. Op het water vervoerden rondvaartboten toeristen en schitterden de witte zeilen van bootjes in de zon. We stapten af op de plekjes aan het water waar Abel met zijn vriendinnetje speelde en bewonderden daar het silhouet van het stadscentrum met zijn vele spitse torens. Precies zoals het moest zijn.

Daarna zochten we de St. Gertrudkirche, de grote Lutherse kerk van 1885. De aanblik van het imposante roodstenen gebouw raakte me meer dan ik had verwacht. We drentelden een rondje om de kerk, maakten foto’s en stonden regelmatig stil om dit wonder in ons op te nemen. Een jonge vrouw parkeerde net haar fiets naast de onze toen we weer bij de stalling kwamen. Terwijl ze haar fiets op slot zette sprak ze ons aan en vroeg of we binnen wilden kijken. Ze opende de deur van de grote hoofdingang en sprakeloos volgde ik haar, net als Abel in mijn verhaal geïmponeerd omhoog kijkend toen hij achter zijn pleegouders voor de eerste keer de kerk betrad.
Tientallen keren ben ik voor publicatie door mijn boek gegaan om te corrigeren, toe te voegen of te schrappen. Hoe vaak ben ik door die grote deur achter de kleine Abel aan gelopen? Nu zat hij op mijn schouder en bezorgde me rillingen…




Pastorin Christine Cornelius vroeg naar de reden van onze belangstelling en in stamelend Duits vertelden we het verhaal van ‘Twee Kampen’. De Pastorin sprak uitstekend Engels en vroeg of er ook een Duitse of Engelse vertaling van het boek bestaat. Ze toonde ons een kleine expositie over de geschiedenis van de kerk. We bekeken het indrukwekkende interieur, het koor, de kansel waarop een bange Abel de zwarte roek zag die met zijn armen zwaaide en met gedragen stem vreeswekkende woorden over de kerkbezoekers uitstortte. Woorden die Abel niet begreep.

Voordat we afscheid namen verdween de Pastorin even om terug te komen met twee boeken over de historie van de kerk. Een geschenk voor de schrijver van Twee Kampen, ik was vereerd.
Toen we een tijdje later weer buiten stonden en de Pastorin fietsend uit het zicht verdween, stond ik voor de kerk met betraande ogen.

De sporen van de roerige jaren voorafgaand aan WO2, de tijd die Abel als kind in de stad doorbracht, zijn nauwelijks nog zichtbaar. Hamburg is vanzelfsprekend veranderd, maar de scenes in Twee Kampen kunnen gemakkelijk in het huidige decor gevisualiseerd worden.






Tussen Waarheid en Wereldoorlog.

Hoe beëindig je een oorlog in jezelf?

Tijdens het schrijven van ‘Twee Kampen’ (Tussen Waarheid en Wereldoorlog) heb ik Krishnamurti (opnieuw) ontmoet en in dit jaar na het verschijnen van het boek kon ik nauwelijks om hem heen, al was het maar vanwege de vele vragen die me door lezers werden gesteld.


‘Waarheid’ leende ik van hem. In mijn serie stukken rondom het boek wil ik daarom het laatste aan hem wijden. Maar hoe? Wat heb ik toe te voegen aan de vele publicaties van en over Krishnamurti?
Dat kan alleen maar het persoonlijke zijn. Ik ben geen gelovige, geen volgeling geworden. Jiddu Krishnamurti (1895 – 1986) was geen goeroe, geen leermeester, laat staan de nieuwe Jezus die zijn theosofische ontdekkers aanvankelijk in hem zagen. Hijzelf verfoeide dergelijke kwalificaties en wees de hem door velen toebedeelde rol als leraar nadrukkelijk af. Hij schijnt zelfs bij meerdere gelegenheden zijn publiek te hebben gevraagd wat ze eigenlijk bij hem kwamen doen: ‘ga aan de slag met jezelf!’
Hij wilde slechts een spiegel zijn waarin mensen zichzelf konden zien en hoopte daarmee dat ze, wat hij gevonden had, ook zouden ontdekken: Liefde en Waarheid. En verder moest je, moet je, het helemaal zelf uitzoeken, want er is niemand die dat voor jou kan doen.


Je kunt dus al zijn voordrachten bekijken, er staan er veel op het web en zijn boeken worden nog steeds verkocht. Daaruit kun je veel leren, maar de kans bestaat dat je in totale verwarring verzeilt. Ik vraag me dan ook vaak af in hoeverre zijn boodschap aangekomen is, hoeveel mensen die werkelijk begrepen hebben en wie aan de hand daarvan een verandering in zichzelf heeft kunnen bewerkstelligen. Steek je hand maar op…

Een andere hoedanigheid van oorlog.

‘Wereldoorlog’, het woord is de laatste maanden weer veel te horen geweest. Die ene, die alles verwoestende, die dreigt en op schaal dichtbij wordt uitgevochten is dagelijks in het nieuws. De wereldoorlog in mijn boek is vanzelfsprekend de Tweede, het uitvloeisel van de Eerste. Hoofdpersoon Abel maakte ze beide mee.
Maar in dit verband wil ik er een extra betekenis aan hangen: wereldoorlog, de oorlog die al woedt sinds wij mensen op aarde rondlopen. De wereldoorlog waar Krishnamurti een einde aan wilde maken. De oorlog die wij in ons wezen meedragen en die zich iedere dag manifesteert door middel van onze manier van leven en gedrag.

Wij maken ons niet zo druk om die innerlijke oorlog, want hij is zo vertrouwd dat we hem nauwelijks opmerken. Bij ons leeft meer de vraag of we dit jaar wel met vliegvakantie kunnen. Waarom de benzine zo duur moet zijn. Overal hangen vlaggen op de kop als een symbool van oorlog tegen verandering. Het aantal vluchtelingen op de wereld was nog nooit zo groot als nu. Het vertrouwen in de overheid, journalistiek, andersdenkenden is omgeslagen in woede, achterdocht en zelfs blinde haat. Er is opnieuw meer honger in Afrika. Na jaren van daling neemt de armoede weer toe. Klimaatverandering.
We mogen blij zijn met de mate van beschaving die we hebben bereikt, maar het lijkt net alsof we daar nu oorlog tegen willen voeren. Dat we willen vernietigen wat we hebben, terwijl we in welvaart en vrede kunnen leven wanneer we op zoek gaan naar de Waarheid, zoals Krishnamurti die omschreef, en de oorlog in onszelf beëindigen.

Foto: Krishnamurti Documentatie en Studiecentrum

Ga eens onder een boom zitten.

Er is geen Waarheid zonder Liefde en geen Liefde zonder Waarheid. En hoe vind je die? In jezelf, zegt Krishnamurti Kijk naar wat is! Ga eens onder een boom zitten en kijk zonder te interpreteren, zonder te benoemen wat je ziet, zonder je ervaringen of herinneringen erop los te laten. Gewoon alleen maar kijken wat werkelijk is. De vogels, de bladeren, de hemel… Geen oordeel, geen invulling. Alleen kijken, alleen waarnemen.
Dat is de Waarheid. Dat is Liefde.
Zo kun je ook naar jezelf kijken en als je goed kijkt en tegelijk alles wat je aan ballast met je meedraagt, je conditioneringen, je zogenaamde eigen mening, je ervaringen, opvoeding en alle onzin die je in je leven hebt opgepikt even parkeert, je verleden loslaat, dan kun je de Waarheid zien. Als je alleen maar met Liefde naar jezelf kijkt; dan hoef je nooit meer oorlog te voeren.

Gewaarzijn van ons eigen denken en handelen is belangrijker dan ons bezighouden met wie de vriend en de vijand is, want als je op de juiste manier denkt maakt dat een eind aan alle verdeeldheid. Liefde overstijgt vriend en vijand.”
Krishnamurti, Ojai, California / 2nd Public Talk 21st May, 1944 Zie: https://www.krishnamurti.nl/


Maar ach, die Krishnamurti had/heeft makkelijk praten. Ga er maar aan staan om zulke verheven doelen te bereiken.
Misschien hebben we wat uitleg nodig, iemand die even een duwtje in de goede richting geeft. Een van de tegenwoordige vertolkers van de stem van Krishnamurti is Martin van Kalmthout, oud-psychotherapeut en voormalig hoofddocent klinische psychologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. In zijn boek ‘Oog in oog met jezelf’ heeft hij op toegankelijke manier beschreven wat mij niet lukt om hier helder uit te leggen: Krishnamurti in het dagelijks leven.
Je kunt het soft geleuter noemen, naïef, geitenwollensokkenpraat. Prima hoor, maar doen we het op de huidige manier dan beter? Lees dat boek maar eens.

Ik heb onder andere dankzij Krishnamurti stapjes gezet om mijn innerlijke oorlog in vrede om te zetten. Het blijft niettemin lastig om niet in oude patronen te vervallen, maar dit durf ik inmiddels wel luidop te zeggen: Laat liefde je drijfveer zijn.



Voor ‘Oog in oog met jezelf’:

/http://www.martinvankalmthout.nl/index.htm

De mars naar Westerbork

Op 6 april 1945 fietste Philip baron van Pallandt van zijn landgoed Eerde naar Den Ham om de Canadese verkenningseenheid die het dorp net had bevrijd te waarschuwen. Van de burgemeester van Ommen had hij telefonisch vernomen dat er een groot aantal Duitse soldaten in Ommen was aangekomen.
Daardoor duurde het tot 11 april voordat ook Ommen kon worden bevrijd. Het geeft aan tot hoeveel tegenstand de vijand in die laatste dagen van de oorlog nog in staat was. Het kostte de bevrijders dus vijf dagen om de afstand van ruim 10 kilometer te overbruggen.

Kamp Erika, gelegen op het landgoed van de baron, was toen al verlaten. De Duitse leiding had besloten de laatste honderden gevangenen over te brengen naar Westerbork.
Philip heeft later verklaard dat het aan ‘het verzet’ te danken was dat het kamp niet door de bezetter werd platgebrand. Verder heeft hij zich volgens zijn biograaf nooit uitgelaten over de verschrikkingen die er op zijn landgoed waren voorgevallen.
Ook Krishnamurti wilde niet meer terug naar de plek waar voor de oorlog zoveel vreugde en plezier was beleefd. Het contrast was hem te groot. Pas in de jaren 80 heeft hij Eerde voor een laatste maal bezocht.

Kleines Blümelein

Auf der Heide blüht ein kleines Blümelein Und das heißt: Erika
Dit was de beginregel van een Duits marslied dat gecomponeerd werd in de jaren 30. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het gezongen door de Duitse Wehrmacht; vooral door de landmacht en later ook de Kriegsmarine. Voor de nazi’s verwees het lied naar het rolmodel van trouwe, bezorgde vrouw. Na de oorlog is Erika in de cultuur min of meer verworden tot een Duits volksliedje.
Kampcommandant Werner Schwier schijnt de bedenker te zin geweest van de naam Erika. Niet gek bedacht, als je in augustus op de Besthmenerberg, de locatie van de Twee Kampen, de heide ziet bloeien. Schwier had bij de naamgeving kennelijk zowel het liedje als het mooie struikje gedachten. Maar zijn Erika kende geen schoonheid…

Gevangenen van Erika marcheren door de Bouwstraat (Ommen), foto St.OudOmmen

Kamp Erika werd vanaf 1942 gebruikt voor de inbewaringstelling van economische delinquenten. Fraudeurs, zwarthandelaren etc. werden door Nederlandse rechters veroordeeld; de bezetter verbande ze naar Ommen. Berichten over de terreurdaden die de (vaak Nederlandse) bewaking pleegde, bereikten op een gegeven moment Justitie. Na een uitspraak van het Gerechtshof Leeuwarden weigerden Nederlandse rechters nog langer veroordeelden naar Erika te sturen. Toen waren al bijna 3.000 gevangenen door de hel van het kamp gegaan. De betrokken Leeuwarder rechters werden als gevolg van die weigering door de Duitsers vanwege plichtsverzuim ontslagen.

Razzia’s

Deze daad had wel enig effect. Na mei 1943 werd het regiem iets milder, nu werden ‘asocialen’ en pechvogels die niet hadden weten te ontsnappen aan de Arbeitseinsatz in bewaring gesteld. De laatsten waren op onvrijwillige doorreis. Voor hen werden de witte tenten opgezet die dienst hadden gedaan in de vreugdevolle jaren van de Sterkampen. De ‘asocialen’ kregen het echter opnieuw zwaar te verduren.
De laatste periode voor de bevrijding werden vanuit Erika door kk-ers en ss-ers razzia’s gehouden in de omgeving van Ommen. Veel overtreders van distributiewetten, verboden radiobezit en verzetsdaden zijn hiervan slachtoffer geworden en vastgezet in Erika.


Het monument Kamp Erika, in de bossen bij Eerde

Het kamp werd dus op 5 april ontruimd. De mars van Erika naar Westerbork duurde twee dagen, er werd overnacht in Hoogeveen, maar voordat de groep van ca. 450 gevangenen daar arriveerde, werd ze blootgesteld aan luchtaanvallen door geallieerde vliegtuigen en de wrede willekeur van de zenuwachtige bewakers. Bij het minste of geringste werd er met de knuppel geslagen en weglopers riskeerden een kogel. Toch zagen velen tijdens de verwarring onderweg kans om te ontsnappen en zo kwamen er slechts ca. 190 doodvermoeide mannen aan in Westerbork.
Op 10 april werden die bevrijd door de 1e Poolse Pantserdivisie en de Prins Bernhard-brigade van De Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten.

Saillant: de dochter van Albert Gemmeker, kampcommandant van Westerbork, heette Erika. Zij noemde haar eerste dochter Ruth, waarmee ze haar vader zeer voor het hoofd stootte, om het zo maar uit te drukken.

Delicaat

Door middel van de belevenissen van mijn fictieve hoofdpersoon Abel Sanders heb ik in ‘Twee Kampen’ getracht een weergave te schetsen van de barre omstandigheden in Kamp Erika. Ik heb daarmee ongetwijfeld de werkelijkheid tekort gedaan. Mijn informatie heb ik gevonden op internet, uit verslagen van slachtoffers, getuigen en artikelen van historici.
Ik had de pech dat dit boek tot stand kwam in de periode van de pandemie. Maar wanneer dat niet het geval was geweest, had ik waarschijnlijk ook niet de research kunnen doen die schrijvers plegen/horen te doen. Bij het schrijven had ik wel de wens, maar niet het geloof in de mogelijkheid dat het verhaal ooit een boek zou kunnen worden. Ik had bij zo’n delicaat onderwerp simpelweg niet de durf om mezelf bij onderzoek als schrijver te profileren.

Tjeerd Schuhmacher, 10 april 2022

Bronnen: De darde Klokke (St. OudOmmen), Tracesofwar.nl, Ad van Liempt (Albert Gemmeker), kamparchieven.nl, Wikipedia, Biografie van Pallandt (Joke Draaijer), mijnstadmijndorp.nl

Over de baron die zijn kasteel weggaf

In de reeks verhalen rondom mijn boek ‘Twee Kampen’ mag een introductie van Philip Dirk baron van Pallandt van Eerde niet ontbreken. Het enige dat ik daarvoor hoef te doen is zijn biografie ‘Landgoed als leerschool’ naast mijn toetsenbord te leggen en over te tikken wat schrijver en wetenschapper Joke Draaijer na jarenlang onderzoek heeft vastgelegd.

Kasteel Eerde (foto Natuurmonumenten)

Philip werd geboren in Den Haag in 1889 als zoon van Dirk baron van Pallandt en Edith Woodward, een Engelse die niet van adel was. Philip moet veel van zijn moeder gehouden hebben wanneer je ziet hoe veel haar naam in Ommen vandaag nog te vinden is. Ten zuiden van de Vecht bijvoorbeeld, bevindt zich de ‘Edith Hof’; aan de Koesteeg bouwde Philip het ‘Edith huis’ en stichtte er een school; het huidige woonhuis draagt nog altijd die naam. Activiteiten op pedagogisch vlak bracht hij onder in de Edith-Stichting.
Philips familie was eigenaar van het landgoed Duinrell. Waar hij in 1913 het landgoed Eerde bij Ommen erfde van een achterneef, bleef Duinrell in het bezit van Philips jongere zuster. Tot vandaag is pretplek Duinrell in het bezit van haar nakomelingen.

Wanneer ik de geschiedenis van Philip beschouw, zie ik een zachtaardige, lieve man. Stond de adel vroeger bijna synoniem aan militarisme, die houding leek hem vreemd. Hoewel… Toen hij tijdens zijn jonge jaren de zomers nog op Duinrell verbleef, werd het landgoed op zijn voorspraak opengesteld voor de padvinderij. Philip had grote belangstelling voor het werk van Robert Baden- Powell, de grondlegger van scouting. In 1911 kwam het tot een ontmoeting en die resulteerde in een jarenlange band tussen de mannen. Philip leek het militaristisch karakter van de padvinderij (wat overigens in latere jaren afnam) niet van belang te vinden. Voor hem stond het sociaal- maatschappelijke aspect op de voorgrond: jongeren kansen bieden. Philips sociale bewogenheid uitte zich doorheen zijn hele leven, zoals op het gebied van scholing en persoonlijke ontwikkeling.
Tegenwoordig, vele jaren na zijn overlijden in 1979, tref je nog altijd padvinders aan in de bossen rond Eerde. Philips nalatenschap.

Prins Bernhard en Philip baron van Pallandt in padvindersuniform, 1937 (foto: KDSC)

Zonder Philip baron van Pallandt geen Sterkampen in Nederland. Geen Krishnamurti, en wellicht had zelfs de opkomst van het toerisme naar Ommen nog jaren op zich laten wachten. Misschien waren veel van de huidige oude landschappen (wandel eens door het Eerder Achterbroek!), dankzij zijn inzet voor bescherming van de natuur, vandaag niet meer te bewonderen geweest. Ook hier liet de baron zich gelden. Gedwongen door financiële noodzaak moest hij in de loop van de tijd zijn immense landgoed (ca. 1700 hectare) in delen van de hand doen. Altijd bedong hij daarbij dat de natuurwaarden bewaakt moesten blijven. Niet voor niets was hij al in 1909 lid geworden van de jonge vereniging Natuurmonumenten. Hij kende en bewonderde de oprichter Jac. P. Thijsse, die hem een paar jaar later zelfs voordroeg voor een bestuursfunctie binnen de vereniging.
Ook hier zwom hij tegen de gebruikelijke, adellijke stroom in. Zo schafte hij rigoureus de jacht af toen hij rond 1919 in aanraking kwam met de theosofie.

In haar biografie geeft schrijver Joke Draaijer een psychologische duiding aan Philips bewondering voor gidsfiguren. Zijn leven lang heeft hij gezocht naar leiderstypen, omdat hij zich kennelijk niet sterk met zijn vader identificeerde.
Koos van der Leeuw was er een (zie mijn stuk over de Sterkampen) en de al eerder genoemde Jac. P. Thijsse en Baden-Powell. Een volgende door Philip bewonderde figuur was Krishnamurti, die hij voor de eerste maal ontmoette in Londen op een theosofisch congres. Die ontmoeting resulteerde in een levenslange vriendschap. Om het samen te vatten: Philip was zo onder de indruk van Krishnamurti en de nieuwe zienswijzen van de theosofen, dat hij, om plaats te bieden aan hun zomerse kampen, in 1924 zijn landgoed aan Krishnamurti beschikbaar stelde.
Voor Philip had deze daad eeuwigheidswaarde. Zijn bezit zou overgedragen worden aan de Eerde Foundation (met Krishnamurti als voorzitter), waarbij hij de stichting van een wereldcentrum voor ogen had dat voor altijd zou blijven bestaan, in de geest van Rome en het Vaticaan. Daarbij was het bijeenhouden van het landgoed secundaire winst. Philip voorzag waarschijnlijk dat de toenmalige adel niet in staat zou blijven om hun bezit onveranderd in stand te houden.
Zijn besluit valt te verklaren uit idealisme. Kennelijk zweefde Philip lichtjes boven de Eerder bodem en had visioenen van een wereldbroederschap vanuit de theosofische gedachte dat alles wat leeft bestaansrecht heeft. Ook behoud en bescherming van de natuur viel daar onder.

Levenslang verbonden met Krishnamurti (li)

Op de Eerder Esch bouwde hij een villa voor zijn gezin, de entourage van de Orde van de Ster van Krishnamurti werkte voortaan vanuit kasteel Eerde. Tot 1929. het jaar waarin Krishnamurti de Orde ophief, de theosofie vaarwel zei en zijn inzichten onder eigen vlag wereldkundig maakte. Volgens zijn biograaf zal Philip teleurgesteld zijn geweest, maar zijn liefde voor Krishnamurti nam daardoor niet af.
Hij aanvaardde de teruggave van zijn landgoed en kasteel, een bezit dat niet eenvoudig te beheren viel, waardoor hij het in de loop van de jaren in delen moest verkopen.

Tijdens de tweede wereldoorlog is Philip, samen met een aantal bekende Nederlanders door de nazi’s als gijzelaar vastgezet in kamp Buchenwald. De leringen van Krishnamurti schijnen hem in die moeilijke periode tot grote steun te zijn geweest.

Veel kenmerken van Philip moet ik vanzelfsprekend in deze korte levensbeschrijving onderbelicht laten. Gelukkig is er het prachtige boek van Joke Draaijer dat via deze site te bestellen is (zie: een greep uit de boeken die ik las…).

https://tweekampen.nl/

Rome, Jeruzalem, Mekka. En Ommen.

Ommen een mondiale bedevaartplaats? In 1929 leek het werkelijkheid te zijn. Vanuit de hele wereld kwamen duizenden mensen naar Ommen om de jaarlijkse Sterkampen te bezoeken en de verwachte wereldleraar Krishnamurti te zien en te horen.
Ook Abel Sanders, de (fictieve) hoofdpersoon uit mijn roman ‘Twee Kampen’ kwam met zijn begeleiders naar het kleine stadje aan de Vecht. Meer specifiek: naar het landgoed Eerde, waar de beroemde Sterkampen werden gehouden. Dit is wat hij aantrof:

Als ik mij een voorstelling zou moeten maken van een hemel, dan kwam dit toneel me zeer bevredigend voor. Een feestelijke aanblik van tenten in een bos, wapperende vlaggen, een vrolijk gekrioel van mensen op grasveldjes, waarboven een behaaglijk zonnetje scheen. (-) Overal om me heen hoorde ik opgewekte stemmen. Waar ik ook keek, ik zag vrolijke gezichten. (-) Dit leek een Hof van Eden.’

Niet het gebruikelijke boemeltje, maar treinen vanuit heel Europa arriveren op het tijdelijke station ‘Junne’.

Een hypermoderne tuinstad.

De naam Sterkampen was ontleend aan de orde van de Ster in het Oosten, met Jiddu Krishnamurti als de ster. 1929 was het topjaar voor de Sterkampen. Zo’n 3000 deelnemers uit dertig verschillende landen kampeerden in de bossen aan de noordoostelijke helling van de Besthmenerberg.
Je zou verwachten dat kamperen in die tijd een primitieve bedoening was. Maar niets is minder waar. In de vroege jaren (1924 was het eerste kampcongres), waren de faciliteiten nog minimaal. Maar in de loop van de jaren was er dankzij een bijna perfecte organisatie sprake van een ‘campingdorp’, sommigen spraken van een ‘tuinstad’, en werden de bezoekers van alle gemakken voorzien.
Dat begon met het realiseren van een infrastructuur: een wegennet waar de plattegrond van het huidige vakantiepark Ommerland nog in te herkennen is. Vervolgens werden putten geboord, waardoor een eigen waterleidingsysteem in gebruik kon worden genomen. Zo verschenen op het kamp voldoende semipermanente douche- en toiletgelegenheden.
In 1929 was iedere tent vanuit drie hoogspanningshuisjes voorzien van een aansluiting op het elektriciteitsnet en was het zelfs mogelijk een eigen houten hut te laten plaatsen.
Abel constateerde dan ook dat je er permanent had kunnen wonen.

Veel nationaliteiten verzameld bij de lecturetent waar Krishnamurti sprak.

Van Nelle in Ommen.

Bij de inrichting en organisatie werd veelal de middenstand in Ommen betrokken, hoewel de behoudende bevolking vanaf de noordoever van de Vecht de kampen met enige reserve bekeek: ‘De dommen kommen in drommen naar Ommen’.
Vooral dankzij de invloed van Cees van der Leeuw, mede-eigenaar van de Van Nelle- fabrieken, kreeg het terrein zijn aanzien. Hij schakelde de architecten van Brinkman & Van der Vlugt in: de ontwerpers van o.a. de moderne Van Nellefabriek (tegenwoordig UNESCO-werelderfgoed!) en ‘de Kuip’, en die zorgden volgens de idee van het ‘nieuwe bouwen’ voor een postkantoor, ziekenhuisje, bibliotheek en Americain Express- bank.
Leuk om te vermelden dat dit architectenbureau ook verantwoordelijk is voor de begin jaren dertig ontworpen telefooncel, die 50 jaar lang het straatbeeld in Nederland mede bepaalde. Die is bij diverse musea, zoals het Rijksmuseum, nog te bewonderen.


De bookshop, volgens het ontwerp van Brinkman & Van der Vlugt.

Bij de centrale keuken stonden we een tijdje met bewondering te kijken naar de rails van smalspoor. Op de bosbodem was een traject aangelegd om karretjes met voedsel over het kamp te vervoeren. Op de kruisingen in het netwerk waren draaischijven geplaatst, waarop de karretjes een kwartslag konden draaien en dan weer verder in de gewenste richting werden geduwd.’

Zoiets had Abel nog nooit gezien.
Vanuit de centrale keuken (waar vegetarisch werd gekookt) werden de karretjes naar zes distributie-units geduwd, van waaruit het eten over de eettenten werd verdeeld. En dat midden in een bos…

Maaltijddistributie vanuit de centrale keuken naar de dinertents

Deelnemers aan de kampen kwamen zoals gezegd uit vele landen, de meeste trouwens uit Nederland. Daarnaast waren het veelal Zweden, Engelsen, Fransen en Duitsers, de oude vijanden van de Grote Oorlog. Nu was verbroedering de insteek…
Krishnamurti hield tijdens de week van het kamp iedere ochtend een rede in de grote tent of in de buitenlucht. `s Avonds ontstak hij het traditionele kampvuur op de plek waar zich vandaag de dag het kleine amfitheater bevindt. Daarna sprak hij een half uur lang en ‘nam een sfeer van naastenliefde en geestelijke bevrediging bezit van de toeschouwers’, aldus een ooggetuige.

Het avondlijke kampvuur.

Wereldwijde aandacht.

Gedurende de hele periode van de Sterkampen, tussen 1924 en 1938 was er grote belangstelling van de pers. Redevoeringen van Krishnamurti werden live op de radio uitgezonden, zelfs wereldwijd, waarbij moet worden aangetekend dat in de beginjaren nog niet veel mensen in Nederland een radio bezaten. Maar ook kranten besteedden veelvuldig aandacht aan Krishnamurti. Uiteraard de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant, maar ook het Algemeen Handelsblad, de Telegraaf en andere landelijke kranten en zelfs de Sumatra Post in ‘Ons Indië’. Ik vond bijvoorbeeld op Delpher.nl een artikel van het Leeuwarder Nieuwsblad dat zeer bruikbaar was voor mijn boek. Ik heb het bijna integraal overgenomen.
Een verslag uit mijn eigen Leeuwarder Courant van 5 augustus 1929:

De Sterkampen waren niet allen vanuit spiritueel/religieus idealisme aantrekkelijk. In die jaren kwam, voor hen die het zich konden veroorloven, voorzichtig het toerisme op. Het zomerse kamperen in een natuurlijke omgeving was op zichzelf een avontuur.
Eigenlijk werd zo de aanzet gegeven voor de ontwikkeling van Ommen als de toeristische trekpleister die het vandaag is.

Bronnen: zie artikel A New Age* / Foto’s: Krishnamurti Studie en Documentatiecentrum Deventer

A New Age.*

In de Volkskrant stond onlangs een artikel over Kees Boeke (1884-1966). Govert Schilling besprak daarin een nieuw verschenen boek (en gaf het 4 sterren), geschreven door twee oud-docenten van de befaamde school ‘De Werkplaats’ in Bilthoven, die circa 100 jaar geleden door Kees Boeke werd opgericht. Het boek heet: ‘Tiendesprongen- reizen in ruimte, tijd en snelheid’. Kees Boeke staat, als je hem googelt, bekend als pedagoog. Maar hij was meer dan dat, getuige zijn nog altijd realistische theorieën over de macro-en de microkosmos. Bovendien was hij in de jaren twintig van de vorige eeuw sympathisant van de PIA. Kees Boeke was een Pianees…

Zoeken naar nieuwe waarden.
* De uitdrukking ‘New Age’ werd al in de vroege jaren twintig van de vorige eeuw gebruikt.

De verschrikkingen van de Grote Oorlog (W.O.1) hadden in Europa diepe sporen nagelaten. Vooral onder jongeren was het vertrouwen in de oude maatschappijstructuren tot een dieptepunt gezakt. Veel mensen hadden het geloof in de vermeende superioriteit van het oude Europa verloren. Vooral onder de beter gesitueerden, onder meer studenten, werd gezocht naar een geestelijke wedergeboorte van het individu, een heroriëntatie op o.a. het christendom, waarbij men de blik richtte op het oosten als religieus/ mystieke bron.
Er ontstonden daardoor nieuwe groeperingen (en bestaande kregen nieuw elan) die min of meer hetzelfde nastreefden: theosofen, spiritisten, geheelonthouders, christen-anarchisten, enzovoort. Zelfs de padvinderij kan aan dit rijtje worden toegevoegd.
Er ontstond een brede maatschappelijke beweging, die ook door met name de sociaal-democratie op waarde werd geschat. Veel vooraanstaande socialisten waren dan ook lid van de PIA, zoals Wiarda Beckman en Van der Goes van Naters.
Om de breed levende wens naar verandering te kenschetsen: een derde deel van de jeugd was op een of andere manier betrokken bij een jongerenbeweging. In veel Europese landen (zelfs Troelstra zag kansen in Nederland) deden zich revoluties voor, met de Russische als meest succesvolle.
Abel Sanders, de hoofdpersoon in mijn roman ‘Twee Kampen’ ziet in Hamburg manifestaties daarvan op straat aan zich voorbijtrekken.

Krishnamurti spreekt op het PIA-kamp (1924)

Kees, Koos, Juliana, Philip, Hendrik en Krishnamurti.

Kees Boeke was lid van de PIA, de Praktisch Idealisten Associatie. Een van de oprichters van de PIA was Koos van der Leeuw, een jonge rechtsgeleerde die ik ook laat optreden in ‘Twee Kampen’. Hij en zijn broer Kees, erfgenamen van een vennoot van de Van Nelle- fabrieken, waren intensief verbonden aan de Sterkampen in Ommen, waar tussen 1925 en 1938 de oosterse wijsgeer Krishnamurti zijn redevoeringen hield en duizenden luisteraars trok. De kampen werden georganiseerd door de orde van de Ster van het Oosten, een gezelschap theosofen van allerlei nationaliteiten.
Ook de PIA kwam samen in de bossen onder Ommen, net als de Sterkampen even later (ze bestonden enkele jaren naast elkaar) waar Krishnamurti een centrale rol speelde.
De beginselverklaring van de PIA luidde: ‘Wij willen de menschheid dienen, in plaats van eer en voordeel na te jagen. Wij willen onze lagere natuur beheerschen, in plaats van haar onbeteugeld te laten. Wij willen de innerlijke werkelijkheid der dingen onderscheiden van hun uiterlijken schijn. Met alle gelijkgezinden willen wij in eenheid samenwerken om, bezield door deze idealen, een betere samenleving te vormen, en we zullen ons hierbij door geen uiterlijke verschillen laten verdelen’.
Bij het kampvuur verdwenen de verschillen in klasse, sekse en nationaliteit. Daar heerste broederschap, vrede en euforie, en de overtuiging dat de wereld kon worden veranderd.

De link naar Oranje.

Terug naar Kees Boeke, die vanuit zijn idealisme niets moest hebben van het koningshuis (hij noemde koningin Wilhelmina steevast mevrouw van Mecklenburg), maar paradoxaal genoeg na de tweede wereldoorlog de prinsessen Beatrix, Irene en Margriet als leerling op zijn school mocht ontvangen.
Later bleek dat koningin Juliana zelfs belangstelling had voor de ‘leer’ van Krishnamurti. In haar naam zijn er in de vroege jaren vijftig pogingen gedaan om hem als spreker uit te nodigen voor de befaamde Oude Loo- conferenties waar zij jaarlijks aan deelnam. Krishnamurti is daar nooit op ingegaan.
De koningin stond onder invloed van Greet Hofmans, die ook de Sterkampen bezocht, en die aanleiding was voor de (bijna) constitutionele crisis in 1956. Juliana is persoonlijk nooit op de Sterkampen geweest, maar bezocht wel het vlakbij gelegen padvinderskamp op Eerde in 1953, nadat de 10-jarige prinses Beatrix in 1948 haar was voorgegaan.

Koningin Juliana in padvindersuniform op bezoek in Ommen/Eerde 1953 (foto: scouting Eerde)

Zo komen we uit bij Philip baron van Pallandt. Philip werd geboren in Den Haag en bracht een groot deel van zijn jonge jaren door op het landgoed Duinrell. Rond zijn 20e kwam hij in aanraking met met het werk van Robert Baden Powell, de stamvader van de padvinderij, waarmee hij een goede band opbouwde. Philip is enthousiast en zorgt ervoor dat een Haagse padvindersgroep een terrein op Duinrell mag gebruiken.
Hij erfde kasteel en landgoed Eerde, trouwde daar (in padvindersuniform) en wordt een van de leidende figuren in de Nederlandse padvinderij. Tot de dag van vandaag is op Eerde een terrein ingericht voor scouts en bevindt zich nabij Huize Het Laar, ooit ook onderdeel van het landgoed, de Van Pallandtgroep. Daar dichtbij, langs de Vecht, wordt ook nog altijd door scouts gekampeerd. Hier was vroeger een opleidingscentrum voor kaderleden in de padvinderij gevestigd.
Een andere belangrijke voortrekker is prins gemaal Hendrik (de heer van Mecklenburg, zou Kees Boeke wellicht hebben gezegd), die tot zijn dood in 1934 beschermheer en koninklijk commissaris van de Vereniging van Nederlandse padvinders was.
Om het belang van de padvinderij in die tijd aan te geven: Annie Besant, voorzitter van het wereldwijde Theosofisch Genootschap, was ook het hoofd van de padvinderij in India. Padvinders speelden dan ook een rol in de organisatie van de Sterkampen, zowel bij het bagage afhalen op het station als het aanleggen van het kampvuur.

Uiteindelijk komt alles in die turbulente jaren samen in Ommen, op het landgoed Eerde van baron van Pallandt: de wereldberoemde Sterkampen.

Bronnen:

Denise Schreuder, De Sterkampen in Ommen (1925-1929) Bachelor Thesis Premaster Maatschappijgeschiedenis, jaar 2018-2019
De Volkskrant van 27 november 2021
Uitgeverij Walburg Pers
Wikipedia
Han van Bree, dissertatie 24-6-2015 Universiteit Leiden: De geest van het Oude Loo,
Juliana en haar vriendenkring 1947 – 1957
Joke Draayer, Een landgoed als leerschool, biografie van Philip Dirk baron van Pallandt
Robbert-jan Adriaansen, Voorvechters van regeneratie. Geschiedbeeld en toekomstverwachting in de Praktisch Idealisten Associatie (1919-1931), uit BMGHN – Low countries Hitopriacal Review, vol. 130-1 – 2015

De ontdekking van Krishnamurti

Mensen die mijn boek ‘Twee Kampen’ nog niet kennen, vragen mij vaak waar het over gaat. Als dan de naam ‘Krishnamurti’ valt, hoor ik niet zelden: ‘Krisnawie? Hare Krishna? Is dat een goeroe of zo? Een soort Baghwan?’
Krishnamurti. Nee. Zeker niet. Nee!

In ‘Twee Kampen’ laat ik vrijmoedig Jiddu Krishnamurti optreden. Delen van zijn redevoeringen, zijn ‘talks’, zijn integraal opgenomen, passend binnen de verhaallijn van het boek en de ontwikkeling van mijn hoofdpersoon, de jonge Abel Sanders.

Begin 20e eeuw, rond 1910, werd in Adyar, India, waar zich het hoofdkwartier van de Theosofische Vereniging bevond, bij toeval door leden van het hoofdbestuur een jeugdig talent ontdekt.
De theosofie was in 1875 ontstaan als een soort eclectische geloofsopvatting. Van alle religies werd het beste geleend, met als belangrijkste uitgangspunten dat iedereen gelijkwaardig is, de mens gestimuleerd wordt om te leren (godsdienst, wetenschap en filosofie), en om alle zichtbare en verborgen mogelijkheden van de natuur en dezelfde mens te onderzoeken. ‘Ken Uzelve’, de oude Grieken hadden dat ook al bedacht.

Wereldleraar.

De theosofen gingen ervan uit dat de Grote Boodschap uitgedragen zou worden door een wereldleraar. Krishna en Jezus Christus waren al aan de beurt geweest en nu had de Vereniging uitgerekend dat het tijd was voor een volgende.
Een van de belangrijkste figuren van de Vereniging, de gewezen Anglicaanse geestelijke C.W. Leadbeater ontdekte, tijdens een bezoek aan het strand, twee broertjes die in zee baadden. Hij werd geraakt door het aura van de oudste.
Het passend spreekwoord hierbij zou kunnen luiden: wat goed is, is toevallig dichtbij. Maar dat laat onverlet dat de man kennelijk talent had voor het opsporen van talent.
Krishnamurti, dat was het jongetje waarvan Leadbeater en Annie Besant, de voorzitster van de Vereniging, vonden dat het een geschikte kandidaat voor de functie van ‘voertuig’ zou zijn, werd inderdaad belangrijk.
Maar geen wereldleraar. In weerwil van de verwachtingen van zijn ontdekkers, zou hij zelf een andere keuze maken.

Opening v an het Sterkamp. In het midden dr. Annie Besant met rechts van haar Krishnamurti
(foto: privécollectie familie De Munck Mortier)
De jonge Krishnamurti ( foto: Krishnamurti Studie en Documentatie Centrum, Deventer)


Geloof niets, onderzoek alles.

Ommen was ruim 14 jaar lang het centrum van de theosofische wereld. Ook nadat Krishnamurti zich had losgemaakt van de theosofen bleef hij regelmatig, tot in 1938, naar Ommen komen om zijn lezingen te geven en de dialoog aan te gaan met zijn toehoorders. Vanuit alle hoeken van Europa, en zelfs van over de oceaan, kwamen mensen naar de Sterkampen in Ommen om hem te horen en te zien.
Dat was toen heel bijzonder. Kranten drukten soms integraal zijn redes af en regelmatig waren zijn redevoeringen live op de radio te horen.
Tegenwoordig is dat nog steeds bijzonder te noemen, al is zijn naam in het algemeen een beetje in de vergetelheid geraakt. Toch is er wereldwijd nog steeds belangstelling voor zijn boodschap. Ook vandaag zoeken mensen naar manieren om te groeien en zich te ontwikkelen. In veel van die ‘leringen’ kun je gedachten van Krishnamurti herkennen. Bovendien kun je hem overal op het internet vinden.

Kijk maar eens:
https://www.npostart.nl/VPWON_1323947

Of lees mijn boek: Twee Kampen (Uitgeverij Boekscout).

In mijn volgende blog meer over de Sterkampen in Ommen/Eerde.

Bron: Waarheid zonder weg, 100 jaar Krishnamurti (red. H. van der Kroft)




Djeni

We zijn op Schiermonnikoog. Als jij dit leest was ik op Schier. Ik was er dertien jaar lang niet geweest. Nou ja, ooit een nachtje.
Dertien jaar geleden waren we er met z’n vieren. Het was april 2008 en het voorjaar twijfelde. Een warmte brengend zonnetje werd afgewisseld door hagelbuien.
Nu fietsen we getweeën vanaf de pier naar het dorp en een mild oostenwindje duwt ons zachtkens voort. Het wad ligt er als een spiegel bij. Dit is fijn weer voor iemand die moe is. Ik ben moe. Er is de laatste maanden veel gebeurd, zoveel, dat ik me voel als een fietsband met een klein gaatje erin. Ik loop langzaam leeg. Even een pleister plakken en oppompen op Schier. Sorry voor de metaforen.

Maar wat heeft dat allemaal met ‘Twee Kampen’ te maken? Niets. En alles. Mijn boek is nu een maand op de markt. En een eerste boek uitbrengen vergt wel iets. Het bivakkeert persistent in lijf en leden. Bovendien wonen we even in een caravan, want het huis is verkocht. Verhuizen, nieuwbouw, maar pas volgend jaar klaar. En zijn er nog wat dingetjes in de familiesfeer. Het zal wel, denk je. Nog eens: wat heeft dat allemaal met ‘Twee Kampen’ te maken? Wel, eigenlijk had niet dat, maar ‘Djeni’ mijn eerste boek moeten worden.


De scholeksters bij de bank van Banck roepen luid. We komen beslist terug om naar de vogels bij de Westerplas te kijken, maar eerst moeten ze wachten. Op naar Vitamaris, waar we 13 jaar geleden ook verbleven. Als we het dorp binnen fietsen vallen de herinneringen meteen over me heen.
Hier vertelde ze, voor het eerst voluit, haar hele verhaal. Een heel weekend vertelde ze. Onder het fietsen, waarbij ze ons plekken aanwees, onder het eten, bij de afwas.
’s Avonds tijdens een spelletje, ze vertelde en wij luisterden. Ze liet ons het eiland zien. We wandelden bij de Kobbeduinen. Zij poseerden samen voor het huisje waar ze als kind had gewoond. We bezochten de Vredenhof, eerbiedig, ik fotografeerde hen terwijl hij op het bankje zat en uitkeek over de begraafplaats. Zij staand achter hem, met haar hand op zijn schouder. Ik hoef de foto niet te zoeken, het beeld staat in m’n geheugen gegrift.
Ze waren net met pensioen, veertig jaar hadden ze niet alleen samen geleefd, maar ook samen gewerkt. Zij altijd dienstbaar aan de goede zaak en in het gezin de bindende factor, met haar vleugels om man en kinderen gevouwen.
Het was een weekend dat ik nooit zal vergeten. Toen het voorbij was stopte ook haar vertelling. Het was er uit. ‘Dit is een boek!’ zei ik met bravoure.

Vredenhof, licht en schaduw

Op 16 december datzelfde jaar werd ze ’s ochtends niet wakker. Haar beschadigde hart was simpelweg gestopt met kloppen. Pas daarna realiseerde ik me wat ze voor mij had betekend. Ze was geen gewone schoonzuster. Voor alles was ze altijd in mijn buurt en voelde ik haar liefde. Misschien was ik wel het kleine broertje dat ze nooit had.
Hij bleef verslagen achter en mijn band met hem werd nog sterker dan die al was. Samen hebben we geprobeerd om dat boek te realiseren, maar er bleven teveel vragen open.

Wat was de rol van die verpleegster in Indië, die regelde dat ze geadopteerd kon worden? Was ze erg ziek tijdens de reis naar Nederland op de Johan van Oldebarnevelt? Ze schijnt op de rand van de dood te hebben gezweefd. Een baby? Hoe oud was ze toen ze met haar pleegouders repatrieerde? Waarom was haar vader, die haar vader niet was, zo eerlijk? Waarom zei hij niet gewoon dat zij hun dochtertje was? Van hen, Jaap en Roos… Wie had dat in de chaos van de soevereiniteitsoverdracht kunnen controleren? Het had haar later een hoop ellende bespaard: dat ze niet voortdurend hoefde aan te tonen dat ze bestond.

Ik kan het voor me zien hoe ze op haar stepje de boterhammen bracht naar haar pleegvader, de vuurtorenwachter van Schiermonnikoog. De man die de hel van de Birma-spoorlijn achter zich probeerde te laten. Over het lange pad vanuit het dorp, van de oude witte naar de rode vuurtoren. Deed ze dat dagelijks?
De ruzies thuis moeten heftig zijn geweest. Haar moeder, die eigenlijk haar tante was, kwijnde weg op het doodsaaie Schier. Ze was van goede komaf, schijnt het. Indische upperclass van toenmalig Surabaja? Ze wilde naar Amsterdam, daar kon je leven. Jaap stemde uiteindelijk toe, en gaf zijn mooie baan op de toren op.

20 september 2021, anders dan op La Palma: geen natuurgeweld, maar natuurschoon.

Maar in Amsterdam gingen de ruzies verder. Op welk moment kon Jaap het niet meer aan en vertrok weer naar Friesland? Liet hij zijn lieve pleegdochter achter? Die moest thuis het eten klaarmaken terwijl haar moeder mannen ontving. Was Jaap toen al vertrokken?
Uiteindelijk woonden ze allemaal in Leeuwarden, maar Roos en Jaap scheidden. Hij kreeg zijn demonen niet weg. Ze achtervolgden hem in steeds sterkere mate. Het kwam zover dat zijn dochter messen voor hem moest verbergen. Hij zette de gaskraan open en stak zijn getormenteerde kop in de oven. Zij vond hem op tijd. Hoe vaak heeft ze zijn leven gered? Roos prostitueerde zich en de engel Djeni zorgde voor iedereen.

Zo kwam ze bij ons. Mijn zus nam haar schoolvriendin mee naar ons huis. Mijn grote broer viel als een blok voor het prachtige Indische meisje. Nooit eerder, en nooit weer heeft hij zo hard geknokt om te krijgen wat hij wilde. Hij was een lange, magere slungel met een slecht gebit. Zij kon iedere jongen krijgen die ze wilde. Maar ze koos hem, onvoorwaardelijk, om wie hij was en bleef voor altijd aan zijn kant staan. Ach, een halve pas achter hem.
Ze trouwden in 1970 en pas toen werd ze officieel Nederlandse. Voordien moest ze altijd weer haar plek in dit land bevechten. Hoe oud was ze toen ze door haar ‘moeder’ vanuit Amsterdam naar Den Haag, naar de vreemdelingendienst, de politie werd gestuurd? Twaalf? Ze was een vreemdeling, moest zich steeds opnieuw melden. Toen ze eindelijk haar Nederlandse paspoort kreeg, gaf de Staat haar ook een naam: Djeni.
Ze werd moeder, haar grote wens werd vervuld: een echt gezin. Zelfs haar pleegmoeder werd een oma, een beetje vreemd, maar toch een echte oma.
Ze werkte 40 jaar mee in zijn zaak, in voor en tegenspoed. Toen ze in 2008 eindelijk kon uitrusten werd ze op een ochtend niet meer wakker. In plaats van samen genieten van de oude dag moest hij alleen verder. Verder dan tien jaar zonder haar kwam hij niet.

‘Djeni’ kwam er niet. Mijn eerste boek werd ‘Twee Kampen’. Ze zouden trots op me zijn geweest.

Hamburg


Op de dag, eind 1918, dat Abel en tante Hendrikje in Hamburg aankomen is er op het eerste gezicht niets aan de hand in de stad. Toch is er begin november, als de Grote Oorlog op zijn einde loopt en keizer Wilhelm naar Nederland zal vluchten, sprake van een heuse revolutie. Die begint in de belangrijke marinehavens Kiel en Wilhelmshaven, bereikt al snel Hamburg en breidt zich vervolgens uit over heel Duitsland.
De aanleiding daarvoor was onder meer de opdracht van het opperbevel van de Kriegsmarine om nog eenmaal, terwijl de oorlog al lang niet meer gewonnen kon worden, een grote aanval op de Engelse vloot te ondernemen.
Matrozen kwamen in opstand tegen deze zinloze actie die opnieuw veel mensenlevens zou eisen en sloegen aan het muiten. Oorlogsmoe en hongerig eisten ze Brot und Frieden.

De politiek reageerde te laat. Op 6 november 1918 zou het stadsparlement de commissievoorstellen over hervormingen bespreken. De revolutie was echter niet meer te stuiten en het politieke initiatief was naar de straten en pleinen verschoven.
De muitende matrozen uit Kiel namen de Hamburger Elbetunnel in, het Centraal Station, kazernes en het vakbondsgebouw. Er werden schoten gelost.
Een voorlopige arbeiders- en soldatenraad werd ingesteld en in het raadhuis koos de Senaat eieren voor haar geld en verklaarde zich ‘in dienst van deze nieuwe tijd’ te willen stellen.
De Duitse revolutie verspreidt zich als een lopend vuurtje. Die bereikt niet alleen de matrozen van de oorlogsschepen, maar ook de arbeiders in de fabrieken. In dit vierde oorlogsjaar ligt er een vruchtbare bodem voor verandering. Mensen verhongeren al jaren en willen de propaganda niet meer geloven.
En het establishment is doodsbang voor Russische toestanden.

Duitse matrozen op de ‘Freya’

Ordnung muss sein.

Dat valt mee. Want Hamburg ondergaat de revolutie op zijn eigen manier. De gebeurtenissen volgen elkaar in hoog tempo op en de kranten komen iedere dag met vette koppen, doorspekt met veel drama. Maar het normale leven gaat relatief ongestoord door. Er wordt geen mensen gelyncht, er zijn geen moordpartijen, geen plunderingen. De winkels zijn gewoon open en wat er in de schappen ligt is net zo weinig als voor de revolutie. Trams en treinen rijden keurig volgens de dienstregeling. Voor hen die het nog kunnen betalen zijn de cafés, restaurants en bioscopen gewoon open.
Als je maar zorgt op tijd thuis te zijn: er is een avondklok ingesteld.

In 1890 wonen er ongeveer 620.000 mensen in de stad. In 1910 zijn dat er al meer dan een miljoen. En nog eens een half miljoen in Altona, Wandsbek en Harburg, Pruisische steden die zullen vergroeien met de stad. De haven breidt zich snel uit door de uitdijende wereldhandel en industrialisatie.
Hamburg was een vrijstad met een eigen bestuur en senaat. Voorafgaand aan de Grote Oorlog was de stad succesvol, maar waren de klassenverschillen groot. De oude structuren binnen de maatschappij waren hardnekkig en boden weerstand aan de opkomst van de arbeidersklasse. De SPD (Sozialdemokratische Partei Deutschlands) werd echter steeds meer een factor van belang.


Een mensenmassa protesteert op de Rathausmarkt

Eerst protest

De aanslag op kroonprins Franz Ferdinand van Oostenrijk-Hongarije (zie mijn stuk De Vergissing) in 1914 zorgde ook in Hamburg voor beroering. Vanwege de handel was de stad vrij engelsgezind en zat men niet te wachten op oorlog. Binnen arbeiderskringen was er grote weerstand tegen de oorlog. Arbeiders en boerenzonen waren immers altijd het kanonnenvoer, terwijl de adel en de bovenklasse de beslissingen namen om de soldaten naar het front te sturen. In de stad werden dus grote protesten georganiseerd, maar die stemming sloeg om toen Duitsland de oorlog had verklaard. Toen won het nationalisme. De SPD ging er overigens vanuit dat het slechts een verdedigingsoorlog tegen het agressieve Rusland zou zijn.

De oorlog had meteen uitwerking op de stad. Al na een aantal maanden in 1914 werd er melding gemaakt van armoede en honger. Het stadsbestuur nam deze ontwikkeling niet al te serieus, omdat men er nog van uitging dat de oorlog maar kort zou duren. Toch ging men uiteindelijk over tot steun aan bijna 90.000 getroffen gezinnen en bedroeg aan het einde van de oorlog het begrotingstekort van de stad bijna 250.000 miljoen mark.
Vanwege de blokkade van de haven door de Engelsen zakte de activiteit daar ver terug. De arbeid werd echter nu gestoken in de fabricage van oorlogsmaterieel zoals torpedoboten en onderzeeërs. Maar omdat de mannen aan het front vochten werden voor dat werk ook vrouwen ingezet.
Toen Abel eind 1918 met tante Hendrikje in Hamburg aankwam, gingen ze vanaf het Centraal Station met de tram naar de Mühlenkamp. Abel heeft het niet opgemerkt, maar vermoedelijk werd de tram bestuurd door een vrouw. Vrouwen namen, om in het levensonderhoud te voorzien, veel taken over van mannen. De gezinnen konden echter maar moeilijk rondkomen, mede omdat vrouwen minder betaald kregen.

Oorlogstoerisme

Propaganda was ook toen een machtig wapen. In juni 1915 werd in Eppendorf, de wijk die Abel later met zijn handkar zou doorkruisen, een ‘oorlogslandschap’ nagebouwd met loopgraven en buitgemaakte wapens, dat men tegen een gift voor het Rode Kruis kon bezichtigen, en van mei tot juli 1916 vond in de Ernst-Merck-Halle een grote oorlogstentoonstelling plaats.
Op dat ogenblik had de spanning in de stad zich al meermaals ontladen in stakingen en openbare protesten die door politie en leger hard werden neergeslagen. Voor een deel waren de prijsstijgingen en de voedselcrisis hiervoor verantwoordelijk, bijvoorbeeld in 1916 bij opstootjes voor bakkerijen in Barmbek en Hammerbrook, stakingen bij scheepswerf Blohm en Voss en op de Vulcan-scheepswerf. Op 22 en 23 februari 1917, kwam het in de wijken Barmbek, Winterhude, Uhlenhorst en Eppendorf evenals later in Altona en Wandsbek tot zware ordeverstoringen en plundering van levensmiddelenzaken.
Na de oorlog is het niet gedaan met die onrust.

Toen op 11 november de Grote Oorlog tot een einde kwam waren er 40.000 Hamburger soldaten gesneuveld en velen waren oorlogsinvalide. Bovendien deed ook de Spaanse griep nog eens zijn verwoestende werk.
Daar begint Abel Sanders’ leven in Hamburg.


Bronnen:
*Strupp, Christoph. ‘Hamburg in de Eerste Wereldoorlog’, Cahiers Bruxellois – Brusselse Cahiers, vol. lvi, no. 1N, 2014, pp. 198-219.
*HMH, historisch museum Hamburg.
* Wikipedia



De vergissing

In oktober 1910 wordt Abel Sanders, de hoofdpersoon in mijn boek Twee Kampen geboren. Het is dan bijna 40 jaar vrede in Europa. De laatste grote oorlog vond plaats in 1870/1871, en wel tussen Frankrijk en een coalitie van Zuid-Duitse staten samen met Pruisen. De coalitie won en die overwinning leidde tot de vorming van het Duitse keizerrijk.
In die lange periode van vrede waren er vanzelfsprekend wel regionale conflicten, met name op de Balkan. Oostenrijk-Hongarije, de dubbel-monarchie geregeerd door de oude keizer Franz Jozef, had Bosnië geannexeerd en de Serven, Grieken en Bulgaren kwamen in opstand tegen het op zijn laatste benen lopende Ottomaanse (Turkse) rijk.
De grootmachten wisten echter iedere keer de brandjes te blussen en door onderhandelingen het evenwicht in de machtsverhoudingen te behouden. Het oude Habsburgse Oostenrijks-Hongaarse rijk met bondgenoot Duitsland aan de ene kant, de Russisch- Franse as aan de andere, met daarnaast Groot-Brittannië als soevereine wereldmacht.

Stabiliteit.

In dat ogenschijnlijk stabiele Europa volgden de ontwikkelingen op het gebied van industrialisatie, socialisatie en cultuur zich in hoog tempo op. Het was niet langer aan alleen de meest gefortuneerde Europeanen voorbehouden om vrijelijk tussen de landen te reizen. Kunst en cultuur werden uitgewisseld alsof Europa een eenheid was.
De toen al beroemde schrijver Stefan Zweig beschrijft het als volgt in zijn weergaloze boek de Wereld van Gisteren: ‘Nooit heb ik meer geloofd op een vereniging van Europa, nooit meer geloofd in zijn toekomst, dan in die tijd, toen wij dachten een nieuw morgenrood te ontwaren. Maar in werkelijkheid was het al de vurige gloed van de naderende wereldbrand.’
Het is bekend: in juni 1914 pleegde de Bosnisch- Servische student Gravilo Princip in Sarajevo een moordaanslag op de Habsburgse troonopvolger Franz Ferdinand en zijn vrouw. De aanslag lukte en wordt gezien als de aanleiding voor de Grote Oorlog, ofwel de 1e wereldoorlog.



In de periode voor de aanslag was het onrustig op de Balkan. De Slavische volken voelden zich onderdrukt en dat leidde regelmatig tot opstanden.
Na de moord op Franz Ferdinand, die volgens Stefan Zweig niet eens erg populair was in Oostenrijk, riepen de pers en het Oostenrijkse publiek om maatregelen tegen Servië.
Die kwamen er. Ze waren op zich alleen geen aanleiding voor een escalatie zoals die zou volgen.
Geen van de Europese regeringsleiders leek oorlog te willen. Maar onder druk van de hysterische stemming in diverse hoofdsteden ging Rusland als eerste over tot mobilisatie. Onder het motto: steun aan de Slavische broedervolken op de Balkan.
De tsaar was bang dat Duitsland zou mobiliseren en sneller zou zijn. Die dreiging was voor Duitsland aanleiding om te volgen.
De Fransen wilden revanche voor de vernedering van 1871 en zagen een kans om Elzas-Lotharingen terug te krijgen. Groot-Brittannië zag haar positie bedreigd worden door de groeiende macht van Duitsland, die op zijn beurt gelijkwaardigheid wilde afdwingen en tegelijk bang was voor de dadendrang van Rusland.
Met name jongeren in de Europese grote steden rebelleerden tegen de gevestigde orde, het individualisme en de burgerlijke, materialistische cultuur in hun samenlevingen en zagen een toekomstige oorlog als een bijna spirituele zuivering.
Dus ook Duitsland mobiliseerde, om af te schrikken, nog steeds vanuit de idee om het evenwicht niet te verstoren. De Europese vorstenhuizen waren uiteindelijk vaak aan elkaar gelieerd door familiebanden. Niemand zei oorlog te willen.
Maar op 28 juli 1914 ging het toch mis.

Twee Kampen.

Het gegeven dat de uitkomst van de Grote Oorlog het zaad voor de Tweede Oorlog al in zich droeg, is algemeen aanvaard door historici. Toch leefde in de jaren daarna, in het interbellum, onder veel mensen de wens en het idee dat het nooit meer zo uit de hand zou lopen. Op de Sterkampen in Ommen, waar Krishnamurti zijn wereldberoemde redevoeringen op de terreinen van het landgoed Eerde hield, werd vrede en verdraagzaamheid gepredikt en leefde sterk de hoop op een betere wereld. Philip Dirk baron Van Pallandt, die in Twee Kampen figureert, was met Krishnamurti bevriend en steunde dat streven.
Waar Stefan Zweig in zijn boek een beeld liet zien van de welvaart en de hoogstaande cultuur in het Wenen van voor de ramp, had Van Pallandt met eigen ogen de verwoesting, armoede en ellende gezien in datzelfde Wenen na de oorlog. Onder de vlag van het Rode Kruis reisde hij in 1920 naar Hongarije.
De trein staat stil in Wenen en hij vertelt geëmotioneerd: ‘De trein was aldoor omringd door in ellende verkerende kinderen (…) geen van allen hadden kousen of schoenen aan en velen waren halfnaakt. Hier in Wenen werd zelfs gras gekookt en gegeten. (…) Wanneer je een vrouw een stukje brood geeft, begint deze dadelijk te schreien en kust ze je hand, hetgeen ook door haar kinderen wordt gedaan…’

/

Abel Sanders is acht jaar oud als de oorlog eindigt, hij krijgt er slecht zijdelings iets van mee. Hij moet zich staande houden in zijn eigen kleine, roerige wereld maar zal aan de lijve ondervinden hoe de geschiedenis zich in de eerste helft van de twintigste eeuw ontwikkelt.

Als je meer wilt weten: historicus Ewoud Kieft schreef het zeer toegankelijke en prachtige Oorlogsenthousiasme (de Bezige Bij, 2015).
Ook Geert Maks In Europa (Atlas, 2004) is leerzaam, en natuurlijk De Wereld van Gisteren van Stefan Zweig (Arbeiderspers, 2016), een ruim 75 jaar oud boek, maar zeer lezenswaard en nog altijd actueel als het om een verenigd Europa gaat!
De citaten van Philip baron Van Pallandt komen uit Landgoed als leerschool, biografie van Philip Dirk baron Van Pallandt van Joke Draaijer (Uitgeverij Verloren, 2019)